De 265 verhalen die (nog) niet geschreven zijn
Die verhalen worden vast nog wel een andere keer geschreven. Ze kunnen gaan over verkeerd gekleed zijn op het verkeerde moment. Ik had handige hemdjes bij me, met een net iets te smalle band. Dus heel veel bloot. Dat kan aan het strand best goed. In de brillenwinkel bijvoorbeeld was het niet alleen koud, daardoor maar voelde het ook ongepast.
Ik zou in een verhaal kunnen filosoferen over het verschil tussen reizen toen en nu. Hadden we toen meer contact met de bevolking, en nu meer met onze telefoons? Zorgt het reizen met een papieren reisgids niet voor een meer logische reis. Via het wereldwijde web waren we soms toch echt het overzicht kwijt.
Waarom huren we nooit een scooter of een brommer. Heeft dat alleen maar te maken met die ene keer dat Cécile met brommer en al tocht zeker twee meter een boom in reed? Ja, dat is een grappig beeld, het was ook pijnlijk. Stof genoeg voor een verhaal.
Hoezo komt de kraai voor in Nederland en in Tanzania en in India en in Nepal en in Thailand. Wat is dat voor een akelig beest dat ons overal achterna vliegt. MIsschien vliegen wij het wel achterna.
Wat is het verschil tussen onze, westerse individuele manier van leven en het leven met altijd mensen om je heen, en nog meer mensen?
Ik kan nog meer schrijven over Rojoradio. Het thema ‘tip geven’ is ook nog wel interessant, net zoals het steeds minder begrijpen van wat we zien. We komen niet dommer terug nu, maar vooral met meer vragen. Bijvoorbeeld over de duizenden rustig reizende Russen.
Zou ik dan toch een keer gaan schrijven over de verschrikkelijke hotels, of blijf ik dat een té negatief onderwerp vinden? Of wil ik die dodencel met marmeren vloer en zonder ramen uit New Delhi van dertig jaar geleden gewoon niet opnieuw beleven.
Waarom heb ik in het verhaal over de nieuwe computer niet de combinatie gemaakt met het stelen van Cécile’s dagboek in Nicaragua? Ik had het nog opgeschreven op mijn ideeenlijstje. Net zoals een verhaal vanuit het perspectief van de beesten die we bekijken. Wat zien zij eigenlijk als ze terugkijken.
De vorige reis verzamelde ik toiletpapier. Overal nam ik een deel van een rolletje mee. Jaren later kwamen die opgerolde stukjes papier nog uit de rugzak. Wat verzamelde ik nu? Theezakjes!
Ik had nog een heel verhaal over termieten willen schrijven. Dat gekoppeld aan de huidige journalistiek. Dit naar aanleiding van het boek Termieten en Muskieten van Henri Faas (haha, ouwe lul, dat boek is uit 1986)
Waarom heb ik nog niet geschreven over die Oostenrijkse rouwende mevrouw in het eerste hotel? Of over die Duitse fietsende mannenclub. Ze hadden elkaar niets te vertellen. Misschien waren ze wel moe.
We hebben een aantal keer in een tent geslapen. Wat had ik graag verteld over onze tent. Dat is een Giraffe. Zo mooi worden ze niet meer gemaakt. En laten we vooral snel met de tent ergens naar toe gaan (maar past de tent wel in de trein of op de fiets?)
Hoe zit het met mijn herinnering over het berenverhalenvoorleesboek. Ik weet dat ik de jongens voorlas op vakantie (in de Giraffe) over een beer die altijd maar doorliep en doorliep. Onderweg maakte hij van alles mee, en daarna liep hij weer door. Bestaat dit boek echt, of moet ik het zelf gaan schrijven?
Natuurlijk had ik mijn Ode aan de Pagode moeten schrijven. Dat is de handdoek die kleine Cécile meer dan vijftig jaar geleden vond op het strand van Grau du Roi. Dat is de plek in Zuidfrankrijk waar ze met haar ouders honderd keer achter elkaar naar toe ging in de zomervakantie. De handdoek kwam aanwaaien, maar Cécile moest wel alle andere campinggasten vragen of de doek niet toevallig van hen was. Nu gaat die handdoek al heel ons gezamenlijke leven mee. Net als dat vrolijke blousje van de Didi (ook al failliet) en mijn Head-regenjasje. Een jasje dat niet beschermt tegen de regen, maar wel felle kleuren heeft. En een link legt met mijn hockeyverleden.
Ik wilde nog zo graag een verhaal schrijven over oud-radiocollega Johan. Hij vond varen op een schip of boot, of hoe hij het ook noemt, nog mooier dan verhalen vertellen op de radio. Ik zag in iedere kapitein de afgelopen maanden een kapitein Johan.
Nou vergeet ik opnieuw de veegmensen te noemen. De afgelopen maanden hoorden we van de vroege ochtend tot de late avond het geluid van vegen. Het stof moet weggeveegd. Overigens niet uit de slaapkamers, maar van het eigen erf naar het erf van een ander. De straat op, zodat het met de wind… weer terugkomt. Vegen, vegen, altijd maar vegen .
Hoe zit het met goede doelen? Moeten we geen geld geven aan (opsomming van mogelijkheden). En als we dat doen, moeten we het dan vooral niet vertellen, klinkt zo blasé, zo pocherig.
Ja, pocherig, dat zijn 100 verhalen over onze reis natuurlijk ook. Ach, dan maakt het niet uit als het er 365 worden of 1001.
Vooral blijven schrijven,
schreef hij aan zichzelf.‘