Op weg naar Lushoto, 17 januari 2023
Om in een bus te komen, moet je een kaartje hebben. Om een kaartje te kopen, moet je naar het busstation. Tot zover het overzichtelijke en logische deel voor het plannen van de volgende reis.
We gaan een dag voor vertrek op onderzoek uit. Dat is, laten we zeggen, een best wel onrustige ervaring. Het lijkt alsof we een speelbal zijn die van de ene verkoper naar de andere wordt overgegooid.
Het busstation: een verzameling bussen die zelfs door het Autotron geweigerd zou worden: te oud. Uit en om de bussen schreeuwen mannen iets onsamenhangends, althans dat is het voor mij. De strekking is wel duidelijk: reis met me mee, het is goedkoop en je leven wordt er een stuk beter van.
Er wordt zonder aanhalingstekens gesproken.
De schreeuwende mannen in en om de bus hebben concurrentie van schreeuwende mannen in en om het busstation. Waar ga je naar toe, je gaat naar Lushoto he, dan moet je bij hem zijn. Kom met me mee, ja, nu, meekomen. Hij is de beste voor de bus naar Lushoto. Wat sta je daar nou, vriend. Je wil toch naar Lushoto. Nou dan. Hé vriend, voor Lushoto moet je juist bij hem zijn. Vriend, kom hier.
Heren, het is een beetje veel tegelijkertijd en ik ben je vriend niet. Oh, maar dat is onze cultuur. Iedereen is een vriend. Ik wil geen vriend zijn, ik wil een kaartje en minder herrie en minder viezigheid op de grond. Plastic, fruitafval en verzin het verder zelf maar, ligt met elkaars viezigheid en geur te concurreren. Blijkbaar hebben de neuzen van de mannen er niet zo’n last van, mijn neus wel. En mijn oren, en mijn ogen.
HALLO! Mag het iets rustiger?
Kaartjes worden verkocht aan tafels. Achter die tafels overwegend mannen, voor de tafel een bord met bestemmingen. We zien een bord met Lushoto, dat hadden ze goed begrepen, daar moeten we naar toe. Een van de schreeuwers van het eerste moment blijkt bij dit bureau te horen. Hallo, mijn vriend. Ik ben niet je… ach, laten we vooral twee bustickets kopen.
Morgen om negen uur vertrekt de bus, je moet er om acht uur zijn en dit papiertje meenemen. Een hoop briefjes lichter verlaten we de herrie. Op het kantoor komen nieuwe toeristen die bevriend zijn met de verkopers, of beter andersom. Buiten schreeuwen de mannen in en om de bus dat je juist met hen mee moet.
We zijn de volgende ochtend heel erg op tijd bij het busstation. Alsof we niet weg geweest zijn, dezelfde herrie, dezelfde viezigheid en chaos. We zijn er voor een bus die niet om negen uur vertrekt, maar om tien uur. We staan in stilte bij het bureau met op het bord Lushoto, een man en een vrouw zitten achter het bureau. Ze wachten op iets. Zolang wij wachten, wachten zij ook. Dat heeft vast geen verband met elkaar. Maar er gebeurt niets.
Ons bonnetje van gisteren wordt ingenomen. We krijgen een nieuwe, daarvoor moeten we wel een hoop shilling betalen. Nu mag onze bagage ook mee. De vriend die dit allemaal regelt, begeleidt ons tot op onze zitplaats in de bus. Vriendendienst. zo zegt hij.
In de bus zelf is het heerlijk rustig.
En voor de helderheid: eigenlijk vinden we dit vooral allemaal heel erg leuk.